Strafrechtelijke handhaving in het intellectuele eigendomsrecht

Vorderingen op basis van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten worden meestal voor de civiele rechter uitgevochten. Maar wist u dat inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht – waaronder octrooirechten, merkenrechten, modelrechten en auteursrechten – ook strafbaar kan zijn? In dat geval kan de gedupeerde aangifte doen of kan het openbaar ministerie zelfstandig besluiten om de inbreukmaker strafrechtelijk te vervolgen.

Recent heeft het (gerechts)hof te Amsterdam een uitspraak gedaan in een zaak waarbij er sprake was van (opzettelijke) inbreuk op een auteursrecht. Verdachte heeft zich volgens het hof schuldig gemaakt aan het inbreuk maken op het auteursrecht van het CBR en IBKI[1].

De feiten

In deze zaak had de verdachte verschillende personen de opdracht gegeven om met een spy bril – een bril met een ingebouwde verborgen camera – opnames te maken van de examenvragen bij het CBR. Vervolgens heeft verdachte dit beeldmateriaal gebruikt voor theorielessen van zijn verkeersschool. Er is bij verdachte een laptop aangetroffen waarop meerdere video’s en presentaties zijn gevonden waarin de met spy bril opgenomen beelden zijn verwerkt.

De beoordeling

Ondanks dat deze handelingen redelijk voor zich spreken, voert de verdachte verweer. Volgens de verdachte is er geen sprake van inbreuk op het auteursrecht, nu het enkel maken van de opnames nog geen inbreuk van het auteursrecht oplevert. Er is immers nog geen informatie verspreid, verveelvoudigd of geopenbaard. Verdachte zou de informatie alleen ten behoeve van zichzelf hebben gebruikt om een lesmethode te creëren. Én het is niet gebleken dat de vragen zijn verspreid onder de leerlingen van verdachte dan wel dat de opnames zijn getoond tijdens een theorieles. Het zou daarom slechts gaan om een aantal opnames in strijd met de huisregels van het CBR en IBKI. Dit kan geen inbreuk op het auteursrecht opleveren.

Het Hof gaat hierop in en stelt voorop dat de examenvragen (met bijbehorende foto’s van verkeerssituaties) een werk zijn in de zin van de Auteurswet. Op basis daarvan heeft een rechthebbende van het werk (in dit geval CBR en IBKI) onder andere het exclusieve recht om het werk te verveelvoudigen. In overeenstemming met de rechtbank eerder, overweegt het Hof dat het opnemen van examenvragen met een spy bril, en de verwerking van deze opnames in een theoriecursus, moet worden gezien als een verveelvoudiging zonder toestemming van het CBR dan wel het IBKI. Deze handelingen zijn onrechtmatig en in deze zaak strafbaar.

Het Hof Amsterdam merkt ten aanzien van de verveelvoudiging op dat een vastlegging van een werk op een informatiedrager, waaronder ook de eerste vastlegging, een verveelvoudiging is in de zin van de Auteurswet. Vormen van verveelvoudiging zijn onder meer het vastleggen in een computergeheugen (USB-stick, harde schijf, cd-rom).

Ook het aangevoerde verweer waarin de verdachte een beroep doet op wettelijke beperkingen op het exclusieve recht om een werk te verveelvoudigen (eigen gebruik of studie), ging niet op. Deze beperkingen gelden namelijk niet als er sprake is van een (in)direct commercieel oogmerk.

In overeenstemming met de rechtbank stelt het hof vast dat er wel degelijk sprake is van commercieel gebruik, nu de verveelvoudiging was gericht op het verbeteren van de concurrentiepositie van de rijschool en daarmee meer klanten te kunnen aantrekken die tegen betaling de theorielessen zouden gaan volgen. Dit zou verdachte geldelijk gewin opleveren. Het hof overweegt daar nog bij dat verdachte daarbij ook andere mensen heeft gebruikt en het stelsel van examinering heeft ondermijnd. Met de inbreuk op het auteursrecht kan indirect aan de toetsing, en het opdoen van kennis, ontkomen worden. Dit kan risico’s met betrekking tot de verkeersveiligheid opleveren.

Naar het oordeel van het hof is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met een ander, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt tijdens meerdere theorie-examens van het CBR. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen en een taakstraf voor de duur van 220 uren.

Gebeurt dit nou vaak?

Nog steeds worden de meeste inbreukzaken in het kader van intellectuele eigendomsrechten voor de civiele rechter gebracht. Ook kan niet elke handhaving van intellectuele eigendomsrechten via het strafrecht verlopen. Strafrechtelijke handhaving wordt namelijk gezien als laatste redmiddel. In het geval van intellectuele eigendomsrechten kan gedacht worden aan grootschalige namaak en piraterij of wanneer er aanwijzingen zijn van betrokkenheid van criminele organisaties.

Meer weten? Neem gerust contact op met een van onze advocaten.

[1] Instituut voor certificering en examinering in de mobiliteitsbranche (IBKI).

Terug naar nieuws